vrijdag 28 juni 2019

Toen ik jong was en schoon


Mijn belangstelling voor stadse flora neemt toe. Stadse flora is volgens mijn definitie alle bloemen, bomen en struiken die er, hoe dan ook, zijn terechtgekomen.
Niet dat ik de indruk wil wekken veel van flora te weten. Ik ken het verschil tussen een boter- en een koolzaadbloem, tussen een klaproos en een paardenbloem. Dat schijnt tegenwoordig al heel aardig te zijn.

Die toename van belangstelling komt door uitbundige bloemenbloei in eigen tuin, de kennis van geliefde van omgeving en natuur en de toename deze zomer van stokrozen in allerlei stokroostinten tegen woonhuizen aan en in of meer verkeersluwe straten en pleintjes. 
Bovendien helpen de zakjes wilde bloemzadenmix die Natuurmonumenten uitdeelt ook lekker mee.

Lief maakt, niet eens ver van ons huis in Groningen-Stad, een foto van een paar vlasbloemetjes. Dat doet mij nadenken. Eind vorige eeuw kom ik in een café dat er nu niet meer is in gesprek met een oudere heer, afkomstig van Het Hogeland. Van deze voormalige ‘De oude snikstal’ is zelfs de gevelsteen uit 1771 er niet meer; die is door een van de latere uitbaters schandalig genoeg ‘gewoon even’ onder bruine verf weggewerkt. 
Dit natuurlijk als niet onbelangrijke informatie terzijde.

Voornoemde heer vroeg mij een rijmraadsel die me jaren bijbleef en nu diep van de harde schijf moest opgeduikeld. Het gaat zo:

Toen ik jong was en schoon
droeg ik een blauwe kroon
Toen ik oud werd en stijf
bond men mij een touw om het lijf
Ik werd gekneusd, gebroken en geslagen
Ik werd later door prinsessen gedragen

Oplossing: vlas (illustratie uit ‘Afbeeldingen der artseny-gewassen met derzelver Nederduitsche en Latynsche beschryvingen’, 1736).



Mooie zomer en hoedt u voor tegeltax.




 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten